maandag 22 november 2010

TIJDMACHINE
















Als ik de tijd toch nog eens een keer terug kon zetten
Met ongeveer zo’n pakweg vijfenzestig jaar
Dan zou ik weer een keertje naar de schouwburg gaan
Op de Plantage Middenlaan
















Ik zou gaan wandelen in  de Joden Breestraat
Langs het huis gaan lopen van van Rijn
Ik zou bij Plancius een leuke vrouw ontmoeten
Ze heeft geen naam, ze hoeft niet mooi te zijn
Ik noem haar Rachel. . . .
Ik noem haar Esther. . . .

Of misschien heet ze dan wel Anne Frank                                                                 
We zouden samen in het park gaan lopen
En ik zou naast haar zitten op een houten bank

We zouden samen zwijgend kijken naar het water
We zouden samen zwijgend kijken naar haar ster
We zouden samen blijven wachten op het einde
Want Auschwitz was niet ver



Als ik de tijd toch nog eens ver vooruit kon zetten
Met ongeveer zo’n pakweg vijfenzestig jaar
Dan zou ik  weer een keertje naar de schouwburg gaan
Op de Plantage Middenlaan

Zou dan de Breestraat nog wel Joden Breestraat heten
Zou dan het huis van Rembrandt er nog zijn

Zou ik in Plancius nog wel een vrouw kunnen ontmoeten                                    
Hoe zou ze heten en drinken we nog wel wijn
Ik noem Samira
Ik noem een Aylin
Of misschien heet ze dan wel . . . .Abida

Ik zou met haar gewoon weer in het park gaan lopen
Ik zou weer naast haar zitten op die houten bank
We zouden samen zwijgend kijken naar het water
We zouden samen zwijgend kijken naar haar maan
We zouden samen blijven wachten op het einde
Want. . . .

Als ik de tijd toch nog eens een keer stil kon zetten
Als ik de tijd toch nog eens stil kon laten staan
Dan zou ik weer een keertje naar de schouwburg gaan
Op de Plantage Middellaan

We zouden met elkaar een weg gevonden hebben
Om samen door eenzelfde deur te gaan
We zouden eerlijk durven zeggen wat we dachten
We zouden vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan

Als ik de tijd toch nog eens even stil kon zetten
Als ik de tijd toch nog eens stil kon laten staan

DE MEESTER





Het is niet bepaald een engel
Die hier voor hem zweeft
Dit is rubensiaanse schoonheid
Die werkelijk alles heeft
De voeten in het zand
Ze maken geen geluid
Ze lijkt we lte zweven
Hier recht voor hem uit

Ze is geschilderd door rembrandt
Het had ook rubens kunnen zijn
De blanke huid zo licht dooraderd
Als bij een standbeeld van rodin

Hij heeft haar van een afstand
Schaamteloos bekeken
En met zijn beide ogen
Al zo vaak uitgekleed
Hij heeft haar in gedachten
Met andere vrouwen vergeleken
En in zijn stoutste dromen
Al zo vaak gesmeekt

Wil jij voor mij poseren
Ik hoef alleen maar je beeld
Ik vraag je niet om je lichaam
Alleen maar dat je met de kleuren speelt

Hij ziet het aan haar ogen
De manier waarop ze loopt
Hij ziet het aan de kleuren
Hoe zij haar mouw opstroopt
Hij houdt van die beweging
De meester is van slag
Hij ziet de mengverhouding
In de lichtval op haar lach
En denkt. . .

Wil jij voor mij poseren
Ik hoef alleen maar je beeld
Ik vraag je niet om je lichaam
Alleen maar dat je met de kleuren speelt 

   
Het zijn de plooien in haar huid
De borsten half ontbloot
Het zijn haar volle rode lippen
En de handen in haar schoot

Het zijn de schouders los voorover
De haren zacht uiteen
Een draadje speeksel bij haar tanden
Houden dit fragiele beeld bijeen

En hij denkt. . .
Wil jij voor mij poseren
Ik hoef alleen maar je beeld
Ik vraag je niet om je lichaam
Alleen maar dat je met de kleuren speelt
 

Als dit beeld verstilt
En zich vastzet in zijn geest
Is de meester dolgelukkig
Vieren al zijn zinnen feest

Ze is geschilderd door rembrandt
Het had ook rubens kunnen zijn
Haqar blanke huid zo licht dooraderd
Als bij een standbeeld van rodin
En hij denkt. . .

Wil jij voor mij poseren
Ik hoef alleen maar je beeld
Ik vraag je niet om je lichaam
Alleen maar dat je met de kleuren speelt

PARADOX















O mocht mijn woord
Een wonder werken
Ik wachtte niet langer af
Ik zou je  weer tot leven wekken
Uit dit gesloten graf

De dood beneemt ons allemaal
uiteindelijk de adem
Misschien is dat nog wel
Het allergrootst verdriet
Want zonder deze levensadem
Werken wonderwoorden niet

DE MUZE






Vannacht heb ik na jaren
Mijn muze weer gesproken
Muze ach m’n muze
Waar was je al die tijd

Jij was bedroefd en je had
Tranen in je ogen
Muze ach m’n muze
Ik was je zolang kwijt

Het gaat de mensen niet meer om de waarheid
Zeg je
Muze ach m’n muze
Maak je niet zo druk
De meesten hechten liever aan een…
vuile leugen
muze ach m’n muze
je maakt mijn waarheid stuk

Maar ik zal blijven wachten op de stormen die gaan komen
Ik zal blijven waken voor de wolven in de nacht
Ik zal blijven strijden voor al jouw verborgen dromen
De tijd is mij gegeven en ik weet waarop ik wacht

Vannacht heb ik na jaren
Mijn muze weer gesproken
Ik heb met haar gedronken
Tot ver na middernacht
En toen de kroeg ging sluiten
Heb ik de drank betaald
En heb haar daarna naar haar eigen huis gebracht

En ze was mooi
Ze was zacht
Ze rook heerlijk die nacht
En ze stierf in mijn armen en stond weer op
En ze was mooi
Ze was zacht
Ze rook heerlijk die nacht
En ze stierf in mijn armen en stond weer op

DE HEL

















Hij bestormde als in een blitzkrieg
De poort van de hemel
En klopt er verbeten aan
En je zag de apostelen allemaal kijken
En petrus zei:”Laat hem maar staan.
want dat is de man van miljoenen doden
de duivel in eigen persoon
en tot op vandaag heeft ie z’n snor niet geschoren,
het bloed van zijn rijk kleeft nog steeds aan zijn handen,
zijn kleren zijn zelfs nu niet schoon.
Laat hem maar buiten hij komt er niet in
De poort blijft vandaag maar op slot
De hemel verleent aan hem geen clementie
Ik wil geen problemen met God.”


Hij klopte vergeefs op de poort van de hemel
En je zag de apostelen allemaal kijken
 Toen petrus zei: “Laat hem maar staan….”