Ik herken haar in mijn slaap
De muze van het woord.
Toevallige passante,
Bevallige, charmante,
weergaloze schoonheid.
Geloken ogen ,gaaf gezicht,
verschijnend in het ochtendlicht.
De zon weerspiegelt op haar ravenzwarte lokken.
Haar haren vallen naadloos langs elkaar.
Verborgen onder rokken aan het zicht onttrokken
moeten haar benen wel begeerlijk zijn,
haar voeten wel gewassen zijn.
Verzorgd gelakte nagels in onbekende kleur
Tussen de regels van het minnen
Herken ik weer haar geur
De muze van het woord.
Ik ken nog altijd niet haar naam.
Haar onbestreelde borsten
blijven een goed bewaard geheim.
Bekoorlijk als zij is,
laat ik haar bij't ontwaken ,
onbetast weer van mij gaan
Geen opmerkingen:
Een reactie posten